Wetswijzigingen voor opdrachtovereenkomsten
Opdrachtnemers zijn er in alle soorten en maten. Of het nu gaat om een ZZP-er, een freelancer, een interimmer, een eenmanszaak, een management-B.V. of iets anders, het contracteren met een opdrachtnemer is precisiewerk. Zeker omdat discussie bij beëindiging van opdrachtverhoudingen veel voor komt.
Een opdrachtgever en een opdrachtnemer kiezen meestal bewust voor een opdrachtovereenkomst. Die biedt meer flexibiliteit voor beide partijen (zij het met name voor een opdrachtgever) en meer (fiscale) voordelen voor de opdrachtnemer dan een arbeidsovereenkomst. Als het verschil met een arbeidsovereenkomst te klein is, dan zal de opdrachtnemer in de regel beschermd worden, ware hij een werknemer. In dat geval krijgt hij recht op ontslagbescherming en op een ontslagvergoeding (transitievergoeding). Dat is meestal een niet beoogd gevolg, dat zich vaak pas voordoet bij een beëindiging van de opdrachtrelatie.
Daarnaast zijn er fiscale gevolgen voor een opdrachtgever, indien hij niet (langer) als opdrachtgever wordt aangemerkt, maar als werkgever. Als werkgever is hij loonbelasting en sociale zekerheidspremies verschuldigd.
Voor de opdrachtgever is het dus essentieel de afspraken zo vorm te geven en uit te voeren dat daadwerkelijk sprake is van een opdrachtovereenkomst en niet van een dienstverband.
Tot nu toe wordt het risico dat de Belastingdienst (al dan niet achteraf) oordeelt dat een opdrachtgever loonheffingen in moet houden afgewend, als partijen over een VAR-wuo (winst uit onderneming) of VAR-dga (directeur grootaandeelhouder) beschikken. Met een VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden) of VAR-lud (loon uit dienstverband) heeft een opdrachtnemer deze vrijwaring niet.
De modelovereenkomst van de belastingdienst gaat per 1 april 2016 de VAR vervangen
Het is de bedoeling dat de VAR (verklaring arbeidsrelatie) met ingang van 1 april 2016 zal worden afgeschaft. Het wetsvoorstel daartoe ligt thans bij de Eerste Kamer. Voor de praktijk zal dit tot gevolg hebben dat opdrachtgevers geen beroep meer kunnen doen op de vrijwarende werking van de VAR. Dit heeft niet alleen gevolgen voor nieuwe opdrachten maar ook voor bestaande opdrachten (die doorlopen na 1 april 2016).
In plaats van de VAR kunnen opdrachtgevers zekerheid verkrijgen omtrent de inhoudingsplicht voor loonheffingen door de opdrachtovereenkomst voor te leggen aan de Belastingdienst. Als de Belastingdienst bevestigt dat de opdrachtgever niet inhoudingsplichtig is en er wordt gewerkt overeenkomstig de voorgelegde overeenkomst, geldt een vrijwaring voor de opdrachtgever ten aanzien van de loonheffingen.
Opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen ook gebruik maken van model opdrachtovereenkomsten die door de Belastingdienst gepubliceerd zijn. Bij gebruik van deze modelovereenkomsten geldt eveneens een vrijwaring voor de opdrachtgever (mits gewerkt wordt volgens de overeenkomst).
Aandachtspunten voor de praktijk
- Over de fiscale gevolgen van bestaande opdrachtrelaties na 1 april 2016 kan zekerheid worden verkregen door de opdrachtovereenkomst voor te leggen aan de Belastingdienst
- Bij het opstellen van nieuwe overeenkomsten van opdracht dient rekening te worden gehouden met de komende wetswijziging. Opdrachtgever zal moeten bedenken of de modelovereenkomst van de belastingdienst toereikend voor hem is en/of hij de op te stellen overeenkomst al dan niet ter beoordeling wil voorleggen aan de Belastingdienst
- Opdrachtgevers die veelvuldig gebruik maken van opdrachtnemers kunnen er voor kiezen om hun model opdrachtovereenkomst voor te leggen aan de Belastingdienst
Als u vragen heeft over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Alf Bungener (bungener@pactadvocaten.nl, tel. 06 – 10 410 559) of Martijn Burgers (burgers@pactadvocaten.nl, tel. 06 – 11 388 527).